Kerken hadden in de negentiende eeuw een sleutelrol in de sociale zorg.  De Nederlands Hervormde kerk probeerde de drempelvrees voor het evangelisatiewerk weg te nemen in wijklokalen (zendings- of evangelisatielokalen). Daar vonden lezingen plaats, werden de zwakkeren geholpen door de diaconie en werd aan jongeren godsdienstles gegeven.

Wijkgebouw 'Uw Koninkrijk Kome', geopend 17 October 1890 door Ds. C.J. BryceWijkgebouw 'Uw Koninkrijk Kome', geopend 17 October 1890 door Ds. C.J. Bryce

In 1885 stichtte dominee Bryce de Haagse Hervormde wijkvereniging “Uw Koninkrijk Kome”. Het gelijknamige wijkgebouw aan de Chasséstraat 1 dateert uit 1890 en sinds 1987 is de Evangelische Broedergemeente er gevestigd. Deze lokalen, die soms naast kerken waren gebouwd, hadden een belangrijke rol in de opkomst van de verzuiling.

Een religieus en sociaal wijkcentrum

Het evangelisatiewerk moest toegankelijk zijn en functioneel, schreef de Amsterdamse predikant Verheul: "Wat het adresboek is voor den handel, moet het wijkgebouw voor de geestelijke en maatschappelijke belangen der wijk zijn. Het moet het informatiebureau worden voor alle omstandigheden des levens, bij rechtsvragen, bij het zoeken naar een dienst". Het ideale wijklokaal was een plaats waar ieder heen ging om raad en voorlichting te ontvangen voor zichzelf en voor zijn kinderen. In elke wijk werden in een lokaal geregeld evangelisatiediensten gehouden in de hoop dat de mensen dan tot de kerkgemeente zouden toetreden.

Dr. J.H. Gerretsen en de mensen in psychische nood

Een verwaarloosde groep waren mensen met psychische problemen. Voor psychische kwesties richtte men zich vaak tot een geestelijke, zoals de Haagse predikant dr. J.H. Gerretsen (1867-1923).  De dag begon voor hem al om zes uur in de ochtend met studie, maar voor mensen in psychische nood nam hij alle tijd: ‘Een collega komt Gerretsen tegen; al vroeg. Gerretsen is in gezelschap van zoo’n gejaagden zenuwlijder. „Zóó vroeg al op weg naar je wijk?” vraagt de collega. Maar Gerretsen wijst op zijn begeleider: „dat is mijn wijk!” zegt hij.’ Hij kon goed omgaan met mensen in psychische nood, en wist velen naar genezing te begeleiden. Gerretsen had een ingewikkeld karakter: zijn sombere buien gingen gepaard aan een enorme werklust. 

De ethische theologie van Gerretsen

Als theoloog was hij een vertegenwoordiger van de ethische richting: het geloof ging vooraf aan de Bijbelstudie. Het ging om de directe relatie tussen God en mens: de onderzoeker moest uitgaan van zijn eigen geloof in God. In het resultaat komt de religieuze overtuiging tot uiting. De kennis van het wezen van de godsdienst kan niet alleen worden verkregen langs wetenschappelijke weg. Gerretsen kon dat als geen ander: 'De manier waarop hij zijn mening verwoordde, maakte altijd diepe indruk Jan Gerretsen was en is gebleven de geniaalste en hij sprak uit, wat wij allen altijd hadden gevoeld!' Zo schreef predikant C.N. Voorhoeve (1864-?), terugkijkend op hun studietijd in Utrecht.

Conflict in Den Haag over de 'schriftcritiek' (1906)

Gerretsen werd het middelpunt van een theologisch conflict. Den Haag was volgens zijn vriend J.H. Gunning (1858-1940) een brandpunt van het kerkelijk individualisme: 'Ieder doet wat hij wil en heeft desnoods met de anderen niet te maken'. Het ging er om in welk hokje de nieuwe ethische theologie thuishoorde: bij het oude orthodoxe, of bij het moderne van de vernieuwers.

De ethische predikant Cramer stelde dat de bijbel niet letterlijk opgevat kan worden. Gerretsen zag geen tegenstelling: 'Wij hebben noodig de diepte van de orthodoxie en de breedte van het modernisme’. Voor veel gelovigen was het conflict aanleiding om de kerk niet meer te bezoeken, dit was het begin van de ontkerkelijking. Gerretsen zelf zag het noodgedwongen prediken voor lege kerken als een middel tegen hoogmoed.

De hofpredikant en de doop van prinses Juliana (1909)

Deze eigenzinnige theoloog mocht rekenen op de warme belangstelling van het Koninklijk Huis. Hij werd benoemd tot waarnemend hofpredikant, met als hoogtepunt de doop in 1909 van prinses Juliana. De Delftsche Corant schreef over de doopplechtigheid die plaatsvond in de Haagse Willemskerk:

'Dr. Gerretsen schetste hoe onze kinderen zijn des Heeren eigendom en hoe, waar allerlei gevaren onze kinderen omringen, het een troost is te weten dat zij den Almachtigen Heiland toebehooren. De Heer gaf het Kind aan Zijn Moeder. Aan de hand van dit tekstwoord wees de predikant hoe de Heer, voor een goed deel het werk der opvoeding neerlegt in handen der moeder.'

De sobere dooppreek oogstte in brede kring veel lof, ook van de orthodoxen. Het jaar daarop kreeg Gerretsen een vaste aanstelling als hofpredikant. Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Het ging schijnbaar goed, maar psychisch droeg hij zware lasten met zich mee.

Het Vaderland schreef in december 1916 15 december 1916:

'Het N. Kerk Weekblad meldt, dat de hofprediker, Dr. J. H. Gerretsen, predikant bij de Nederlands Hervormde Gemeente te ’s-Gravenhage, Prof. Jelgersma in Leiden heeft geconsulteerd, die hem zwaar ziek vond, maar wel hoop had op herstel. Dr. Gerretsen wordt nu verpleegd in het Diaconessenhuis, in volstrekte afzondering. Aanvankelijk schijnen de resultaten gunstig.'

Wat was er gebeurd?

De jaren in melancholie 1916-1923

De Grote Oorlog, die in 1914 uitbrak en waar Nederland buiten bleef, maakte op Gerretsen een diepe indruk. Veel theologen waren verbijsterd over de massale slachtingen die plaatsvonden. De oorlogvoerende partijen hadden hun kanonnen laten zegenen, opdat God aan hun zijde stond.

Hoe was dit mogelijk in een wereld die door God was geschapen? Tijdens zijn zenuwziekte was Gerretsen bezig met de vraag of de mens verantwoordelijk was voor deze wereldbrand of de soevereine God. Hij vond geen andere oplossing dan het decretum horribile (huiveringwekkend besluit): bepaalde zielen zullen worden verworpen. Die conclusie kon hij niet aan. In 1923 bezweek Gerretsen na zeven jaar depressie, aan geestelijke en lichamelijk uitputting. De verbinder, die zich zo had ingezet voor de medemens, kon zijn eigen geestesziekte niet overwinnen.


Bronnen:

  • C.F.J. Antonides, Dr. Jan Hendrik Gerretsen 1867-1923. 'Het geluid van een sterke stem' (Narratio, Terborg: 1997);
  • Gerretsen, Paulus Willem Johannus Laurentius, Vrijzinnig noch rechtzinnig : Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874) en Jan Hendrik Gerretsen (1867-1923) in de ban van het ethische beginsel (Terborg, Narratio / 2013 - 2014);
  • Dr. E,J.W. Posthumus Meyes, Herinneringen uit wijk IV der Nederlands Herv. Gemeente (Den Haag, Korthuis: 1931);
  • J.H. Verleur, evangelisatie-arbeid, een gevaar voor de kerk? (Amsterdam, Ten Have: 1913)
  • HGA 1050-01 J.H. Gerretsen.

Leuk artikel? Ga naar meer informatie over de serie 'Geloven in verandering' of lees het interview met Christine Welschen van de Evangelische Broeder Gemeente